Ga naar pagina inhoud

Nieuwe energie in ImpactCity Den Haag

Nieuwe energie in ImpactCity Den Haag
Den Haag, van oudsher ’s lands belangrijkste vestigingsplaats voor energiebedrijven, transformeert zich in rap tempo tot hét centrum voor de energietransitie in Nederland. Als ImpactCity zet de gemeente Den Haag zich, in lijn met de economische visie Den Haag +2030, in voor het ontwikkelen van nieuwe energie mogelijkheden. In een serie interviews met verschillende spelers uit het impact ecosysteem van ImpactCity, worden activiteiten in Den Haag en omstreken in beeld gebracht op het gebied van nieuwe energie. Nieuwe energie en innovatie die bijdraagt aan een betere wereld.

Wat vinden experts uit het veld van Den Haag als vestigingsplek en energiestad? Lees de komende periode elke week een nieuw verhaal. Deze week: innovatie aanjager TNO.

In Den Haag en omgeving vinden diverse unieke projecten plaats op het gebied van offshore wind, waterstof en geothermie, die van groot belang zijn voor het welslagen van de wereldwijde energietransitie. Innovatie-aanjager TNO, dat het hoofdkantoor in Den Haag heeft, is als spin in het web bij alle initiatieven betrokken. Business director René Peters: “Ik hoor vaak terug van energie- en offshore bedrijven dat de Haagse regio en de Noordzee perfecte proeftuinen zijn. Als het hier werkt, kunnen ze het exporteren naar de rest van de wereld.”

“Voor een buitenlandse partij die hier wil investeren is het toch goed om te weten dat het hoofdkantoor van het belangrijkste technologie- en innovatiecentrum van Nederland op energiegebied in Den Haag zit!”

René Peters, binnen TNO verantwoordelijk voor het ontwikkelen van publiek-private samenwerkingsprojecten in de energietransitie, komt zojuist terug van een bespreking over een unieke pilot van olie- en gasbedrijf Neptune Energy, het PosHYdon project, dat in de Noordzee voor de kust van Den Haag waterstof gaat produceren op een gasplatform, een wereldprimeur waar TNO als kennisorganisatie bij betrokken is. We spreken Peters op het moderne hoofdkantoor van TNO pal naast het Centraal Station van Den Haag, waar het bedrijf vijf jaar geleden is neergestreken vanuit buurgemeente Delft.

Die verhuizing is een bewuste keuze geweest, legt Peters uit. “Delft is vooral de plek voor het universitaire energieonderzoek. In Den Haag zitten onze opdrachtgevers – beleidsmakers, vergunningverleners, brancheorganisaties, en niet te vergeten de energiebedrijven zelf. Bij Den Haag denk je niet meteen aan energiestad, toch zitten hier de meeste grote energiebedrijven, zoals Shell, Orsted en Total. En wij natuurlijk: het grootste energie-innovatiecentrum van Nederland.”

Daarnaast speelde de goede bereikbaarheid van Den Haag een rol. “Je zit heel dicht bij Schiphol en de openbaar vervoerverbindingen zijn toch iets beter dan voor Delft.”

Voor TNO zijn contacten met andere partijen in de energieketen van cruciaal belang. TNO, zo zegt Peters, is niet primair een kennisontwikkelaar, maar vooral worden gezien als een innovatiebedrijf. “Kennis opbouwen is iets nieuws bedenken, innovatie is iets nieuws toepassen. Wij richten ons bij alles wat we doen op het concreet realiseren van projecten. Wij brengen samen met de industrie kennis, afkomstig van academische instellingen of van startups, in de praktijk. Wij zijn alleen succesvol als we iets in de praktijk kunnen brengen.”

Peters ziet TNO als een publiek bedrijf, maar wel één dat nauw samenwerkt met private partijen. “Wij zijn opgericht door de overheid om maatschappelijke vraagstukken te helpen oplossen. Maar we worden maar voor een derde gesubsidieerd. De rest moet komen van de projecten die we met partners doen. Dat zijn vooral veel publiek-private samenwerkingsverbanden. Heel veel projecten zouden niet tot stand kunnen komen als wij niet het initiatief zouden nemen of ondersteuning zouden bieden.”

Orkestreren

Hier ligt volgens Peters dé grote uitdaging van de energietransitie: “Er moeten nieuwe waardeketens en samenwerkingsverbanden worden opgebouwd, waarbij elke partij een business case moet hebben en risico’s eerlijk moeten worden verdeeld.”

Hij noemt als voorbeeld de koppeling van windparken op zee met het gasnetwerk, via de waterstof-route. ”Op dit moment wordt stroom van offshore wind nog gewoon ingevoerd in het elektriciteitsnet,” legt Peters uit. “Maar wind op zee groeit zo hard dat volgens netbeheerder Tennet rond 2030 de capaciteit van het stroomnet volledig zal zijn benut. Dan wordt het interessant om de stroom om te zetten in waterstof. Dat heeft als grote voordeel dat de energie kan worden opgeslagen en dat je de bestaande gasinfrastructuur kunt blijven benutten. Wij denken dat je zo kosten-effectiever kunt werken en een veel robuuster systeem kunt opzetten.”

Om dit te bereiken is het North Sea Energy consortium opgezet, dat door Peters vanuit Den Haag wordt geleid. Hierin werken 30 kennisinstellingen en private en publieke partijen samen om op de Noordzee bestaande productiemiddelen, zoals platforms, pijpleidingen en lege velden, zo slim mogelijk te combineren met nieuwe middelen, zoals de windparken en electriciteitskabels.

Het PosHYdon project van Neptune Energy, waarover Peters die ochtend een bespreking heeft gevoerd, is een spin-off van North Sea Energy. Een eerste stap, zegt Peters: “Met dit experiment, de eerste offshore productielocatie van waterstof in de wereld, willen we laten zien dat het mogelijk is om offshore wind te koppelen aan het gassysteem.”

Het platform waarop het experiment plaatsvindt is nu al uniek: het is het eerste volledig geëlektrificeerde boorplatform in Nederland. Het draait geheel op groene stroom, die nu nog wordt geleverd vanuit het vasteland. Peters: “In de toekomst zal de stroom komen van nabijgelegen offshore windparken. En die stroom zal dan ook worden gebruikt om op het platform in een elektrolyse-apparaat zeewater om te zetten in waterstof.”

Peters benadrukt dat geen enkele partij dit soort projecten alleen van de grond kan krijgen. Noch de industrie noch de overheid. “Publiek-private samenwerking is essentieel. Daarbij moet je ook denken aan publieke partijen als de beheerders van de gas- en stroomnetten, zoals Gasunie en Tennet.”

TNO lijkt te zijn geschapen voor deze nieuwe wereld. Het bedrijf is bij uitstek bedreven in het aan elkaar knopen van initiatieven. Peters: “Wij noemen dat het orkestreren van innovatie – orchestrating innovation. Je werkt met consortia. Daarin breng je partijen bij elkaar die vroeger niet standaard bij elkaar in een waardeketen zaten. Windenergiebedrijven en oliebedrijven waren tot voor kort niet de beste vrienden. Nu weten ze elkaar steeds meer te vinden, mede dankzij ons.”

Funderingen

De energietransitie is een uitdaging voor de traditionele olie- en gasbedrijven en de industrie, maar biedt ook kansen. Volgens Peters, zelf van oudsher gespecialiseerd in olie en gas, zijn concerns als Shell en Total volop bezig met de energietransitie. “In het verleden kwamen ze altijd bij ons met de vraag of we ze konden helpen de productie van olie en gas te maximaliseren. De laatste paar jaar is dat helemaal veranderd. Ze vragen nu aan ons hoe we ze kunnen helpen bij de energietransitie, denk aan CO2-opslag of waterstofproductie.”

De olieconcerns, die vrijwel allemaal in Den Haag zijn gevestigd, hebben een goede uitgangspositie om een belangrijke rol te kunnen gaan spelen in nieuwe takken van sport als waterstof, offshore wind en ook bijvoorbeeld geothermie, zegt Peters. “Zij hebben kennis van de diepe ondergrond, van offshore productie, en van het transport en opslag van moleculen. Zij zijn op dit moment allemaal bezig om te bezien hoe ze hun kennis, ervaring, kapitaal en productiemiddelen kunnen inzetten bij de nieuwe activiteiten.”

Hetzelfde geldt voor de maritieme sector. “Baggeraars en installatiebedrijven, zoals Heerema, Van Oord en Boskalis, hebben allemaal veel ervaring op zee. Zij halen steeds meer van hun omzet uit offshore wind.” Peters wijst erop dat windturbines weliswaar meestal in andere landen worden gemaakt, zoals Denemarken, maar dat het heel vaak Nederlandse bedrijven zijn die de funderingen bouwen, en de installatie en het onderhoud verzorgen.

Nederland loopt ook voorop als het gaat om de verlaging van de kosten van offshore wind, stelt Peters. “Dat komt door de afspraken die zijn gemaakt tussen de overheid en de sector en de manier waarop de overheid tenders in de markt heeft gezet. In de rest van Europa, maar ook in de Verenigde Staten en Azië zijn ze heel geïnteresseerd in hoe wij dat voor elkaar hebben gekregen.” Dat verbeterproces gaat nog altijd door. “In toekomstige tenders zullen aanvullende eisen worden gesteld aan de operators. Zij zullen duidelijk moeten maken hoe ze de offshore windparken willen gaan integreren in het totale energiesysteem, bijvoorbeeld door verbindingen te leggen met bestaande productieplatforms of pijpleidingen.”

Kansen liggen er voor de offshore sector en de industrie ook in de afvang en opslag van CO2 in lege olie- en gasvelden in de Noordzee. Peters: “Daar is tot nu toe nog weinig van terecht gekomen, maar in het klimaatakkoord zijn daarover nieuwe afspraken gemaakt, die zouden moeten leiden tot een nieuwe push. Diverse projecten worden nu steeds concreter, zoals het Porthos project in Rotterdam en het Athos project in Amsterdam.”

Noordzeeboerderij

Peters merkt veel belangstelling bij energiebedrijven om in Den Haag en omgeving, en in Nederland als geheel, demonstratieprojecten op te zetten op het gebied van ‘nieuwe energie’. “Shell bijvoorbeeld ziet Nederland als gidsland op dit gebied, met zijn afdeling New Energies die in Den Haag is gevestigd. En zij zijn niet de enigen. Om een ander voorbeeld te geven: we hebben net het Amerikaanse concern GE ondersteund bij de bouw van de grootste windturbine ter wereld in Rotterdam, de Haliade X van 12 MW. Wij gaan daar nu alle testen voor doen.”

Nederland doet er veel aan om zich neer te zetten als voorloper in de energietransitie, zegt Peters, zeker als het gaat om alles wat met de zee en water te maken heeft. “We hebben diverse gebieden aangewezen als experimentele zones, zoals de innovatiekavel Borssele 5 op de Noordzee, en de zogeheten Noordzeeboerderij bij Scheveningen, waar met algen wordt geëxperimenteerd en met drijvende zonnepanelen – ook een project waar wij bij betrokken zijn.”

Dit soort initiatieven worden gewaardeerd, zegt hij. “Ik hoor vaak terug van bedrijven dat Nederland en de Noordzee perfecte proeftuinen zijn voor energiebedrijven. Als het hier werkt, kunnen ze het exporteren naar de rest van de wereld.”

Nieuwsgierig naar de mogelijkheden voor nieuwe energie, innovatie en technologie in Den Haag? Ga in gesprek met account manager Martin Hulsebosch.